zondag 11 maart 2012

Verstoppertje op de Col d'Eze

'Op de Col d'Eze kun je je niet verstoppen', zei Bradley Wiggins aan de vooravond van de beslissende tijdrit in Parijs-Nice. Niet waar. Het is een uitstekende plek om je te verstoppen. Bomen, dicht gebladerte, ook in dit prille voorjaar al lekker groen. Er waren er genoeg die zich vandaag schuilhielden in het gebladerte. Wereldkampioen tijdrijden Tony Martin? Onvindbaar. De complete Rabobankploeg? Met geen speurhond te traceren.

Sommige renners kunnen zich zo goed verstoppen, dat het jammer is dat verstoppen geen sport op zich is. Ze houden zich roerloos in de buik van het peloton en piepen pas naar buiten als er prijzen gepakt kunnen worden. Andere coureurs rijden wel in de kijker, maar verstoppen hun emoties. Aan Menchov zie je nooit iets. En ook Armstrong was een begenadigd acteur. Er zijn ook renners die zich totaal niet kunnen verstoppen. Ze worden altijd als eerste gevonden. Voeckler bijvoorbeeld. Maar ook Johny Hoogerland. Roofdier zonder schutkleur. Kan zich niet wegsteken.

Vroeger had je echte meester-verstoppers. In de Tour van 1904 verstopten sommigen zich in een trein of een auto, ze stapten pas uit bij de finish. En Gerben Karstens demarreerde ooit uit het peloton en verstopte zich langs de kant van de weg. Het peloton begreep maar niet dat het die eenzame vluchter niet terug kon pakken. Karstens had het peloton voorbij laten rijden. En was gewoon weer achteraan aangesloten. Meester-verstopper.





Geen opmerkingen: