Er zijn natuurlijk wielrenners die hoogbejaard hun laatste adem uitblazen. Omringd door kinderen en kleinkinderen. Maar er zijn er ook veel die een tragische dood sterven, jong en eenzaam. Ik weet niet of zelfmoord in wielerkringen meer voorkomt dan in andere sporten, maar de recente zelfmoordpoging van Frank Vandenbroucke past in elk geval in wat je – enigszins overdreven – een wielertraditie zou kunnen noemen. De dood van Marco Pantani ligt nog vers in het geheugen. Ook de Schotse werelduurrecordhouder Graeme Obree deed verschillende zelfmoordpogingen. De Spaanse klimmer José María Jimenez pleegde weliswaar geen zelfmoord, maar stierf in een kliniek waar hij wegens zware psychische klachten werd behandeld. Wielerlegende Luis Ocaña schoot zichzelf op middelbare leeftijd overhoop.
Behalve het aantal fietsende suicidalen, valt ook het aantal renners op dat sterft in het harnas. Soms terwijl het publiek toekijkt (Simson, Agostinho, Casartelli, Kivilev, Galvez), soms als ze aan het trainen zijn (Ochoa). Ook het Spaanse wielertalent Mariano Rojas stierf tijdens een trainingsrit. Hij werd in 1996 aangereden door een auto en overleed een paar uur later in het ziekenhuis. Rojas bereidde zich op dat moment voor op de Tour de France, waarin hij zijn kopman Laurent Jalabert zou bijstaan.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik de dood van Rojas alweer was vergeten, maar de afgelopen maanden heb ik regelmatig aan hem gedacht. Dat was te danken aan zijn broer, José Joaquín. Die rijdt voor Caisse d’Epargne en mengde zich in de voorbije Giro enkele keren in de massasprints. Hij eindigde een paar keer bij de beste tien. Toch had het weinig gescheeld of José Joaquín was zijn broer achterna gegaan. Begin dit seizoen werd ook hij geschept door een auto. ‘Als hij geen helm had gedragen, was hij dood geweest’, zeiden de artsen.
dinsdag 26 juni 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten